Regels werkplekken en arbo
WERKPLEKKEN OPPERVLAKTE
Werknemers in Nederland hebben recht op een veilige en gezonde werkplek. Slecht ingerichte werkplekken kunnen leiden tot gezondheidsklachten en ongevallen. Normen voor de inrichting van een werkplek moeten ervoor zorgen dat de werkgever de juiste werkplek kan aanbieden.
Wat zijn werkplaatsnormen?
De belangrijkste normen voor de inrichting van een werkplek op kantoor zijn:
- minimaal vier vierkante meter per werknemer
- één vierkante meter voor een plat beeldscherm
- twee vierkante meter voor een ander type beeldscherm
- minimaal één vierkante meter voor lees- en schrijfwerk
- minimaal één vierkante meter voor het uitleggen van tekeningen
- één vierkante meter voor een vrijstaande of verrijdbare ladekast
- voor een vergaderruimte geldt minimaal 2 vierkante meter per persoon
Hoe worden werkplaatsnormen bepaald?
Het aantal vierkante meters voor een afdeling is een optelsom van het aantal personen, de werkzaamheden en de apparatuur die voor het werk nodig is. Voor kantoorwerkzaamheden is dat makkelijker vast te leggen dan voor de inrichting van een werkplek in een fabriek. Dit soort werkplekken kan door de aard van de productie aanzienlijk verschillen, wat gevolgen kan hebben voor het toepassen van de normen voor de inrichting van een werkplek. Het is, zoals bijna altijd met arbeidsomstandigheden, een kwestie van maatwerk.
Wetten en regels over werkplaatsnormen
Artikel 3.19 van het Arbobesluit vormt de wettelijke basis voor de minimale afmetingen van kantoorwerkplekken. Artikel 3.19 stelt het volgende:
- De afmetingen en het luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of het welzijn zijn arbeid kan verrichten.
- De afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt.
- Indien in verband met de aard van de arbeid niet aan het tweede lid kan worden voldaan, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met voldoende bewegingsvrijheid voor de betrokken werknemers beschikbaar.
Arbobesluiten
Het Arbobesluit geeft ook normen voor aspecten zoals verlichting, zonwering, temperatuur en de hoeveelheid frisse lucht. Apparatuur moet aan veiligheidsnormen voldoen, maar ook zodanig zijn opgesteld dat de veiligheid niet in het gedrang komt. Er zijn verschillende artikelen in het Arbobesluit beschikbaar die uitspraken doen over werkplaatsnormen:
- Arbobesluit artikel 3.11: Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen
- Arbobesluit artikel 3.12: Ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten
- Arbobesluit artikel 3.13: Deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen
- Arbobesluit artikel 3.14: Verbindingswegen
- Arbobesluit artikel 3.19: Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats
- Arbobesluit artikel 3.20: Ontspanningsruimten
- Arbobesluit artikel 3.21: Nachtverblijven
- Arbobesluit artikel 3.22: Kleedruimten
- Arbobesluit artikel 3.23: Wasgelegenheden en doucheruimten
- Arbobesluit artikel 3.24: Toiletten en wastafels
- Arbobesluit artikel 3.25: Eerstehulpposten
Aandachtspunten bij het bepalen van werkplaatsnormen
- Hygiëne is een belangrijk onderdeel van de normen voor de inrichting van de werkplek. Vloeren moeten vrij zijn van oneffenheden en gevaarlijke hellingen. Net als muren en plafonds, dienen ze eveneens hygiënisch te zijn en eenvoudig schoon te maken.
- Ook veiligheid is een belangrijk punt. Iedereen moet zijn werk makkelijk kunnen bereiken en vooral snel kunnen verlaten in geval van nood. Er moeten voldoende brandblussers zijn en vluchtwegen en nooduitgangen moeten herkenbaar zijn en vrij van obstakels.
- Er moet een goed functionerende noodverlichting zijn.
- Er moeten speciale ruimten zijn waar werknemers buiten de sfeer van het werk even kunnen pauzeren. Er gelden speciale eisen voor toiletten, was- en kleedruimten en douchegelegenheid.
- Het meubilair moet ergonomisch verantwoord zijn. Dat wil zeggen: goed zijn afgestemd op het werk en de mensen die er gebruik van maken. Zo moet er voldoende ruimte voor de voeten en de benen zijn.
- Verblinding en spiegeling op de werkplek moeten worden voorkomen.
- Voor een aantal branches gelden voor de normen voor de inrichting van een werkplek aanvullende eisen die in het Arbobesluit zijn opgenomen. Onder andere voor de bouw, winning industrie en vervoer.
Arbobesluit uitgelicht:
Artikel 3.11. Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen
1.Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef.
2. Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen is zodanig, dat deze ten behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden schoongemaakt en onderhouden.
3. Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met de aard van de werkzaamheden en de te leveren fysieke belasting, voldoende thermisch geïsoleerd.
4. Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn, voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats:
a. duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, of
b. op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken.
Artikel 3.12. Ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten
1. Indien ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatievoorzieningen geopend en gesloten kunnen worden,
a. kan dit op veilige wijze geschieden,
b. kunnen zij tevens op veilige wijze geregeld en vastgezet worden, en
c. leveren zij in geopende stand geen gevaar op.
2. Ramen en bovenlichtvoorzieningen kunnen zonder gevaar worden schoongemaakt.
Artikel 3.13. Deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen
1. De plaats, het aantal en de afmeting van deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen alsmede de materialen waarvan zij zijn vervaardigd, zijn afgestemd op de aard en het gebruik van de arbeidsplaats.
2. Op transparante deuren is op ooghoogte een markering aangebracht.
3. Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien.
4. Indien deuren of andere doorgangen beschikken over transparante of lichtdoorlatende oppervlakten, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers door ongewild contact met die oppervlakten gewond raken.
5. Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd.
6. Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar opleveren. Zij zijn uitgerust met gemakkelijk herkenbare beveiligingen die voorkomen dat werknemers gewond raken.
7. Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch opengaan.
8. In de onmiddellijke nabijheid van deuren, beweegbare hekken of andere doorgangen die hoofdzakelijk voor verkeer van voertuigen of transportmiddelen zijn bestemd, bevinden zich, tenzij de doorgang voor voetgangers veilig is, afzonderlijke doorgangen voor voetgangers.
9. De in het achtste lid bedoelde doorgangen voor voetgangers zijn duidelijk zichtbaar gemarkeerd en vrij van obstakels.
10. Kettingen of soortgelijke voorzieningen die worden gebruikt om te verhinderen dat een bepaalde ruimte wordt betreden, zijn goed zichtbaar en op doelmatige wijze voorzien van verbods- of waarschuwingsborden.
Artikel 3.14. Verbindingswegen
1. De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt.
2. Voorkomen wordt dat werknemers die in de nabijheid van de verbindingswegen arbeid verrichten, gevaar lopen.
3. De afmeting van de verbindingswegen is afgestemd op het aantal gebruikers en de aard van de arbeid die in het bedrijf of de inrichting wordt verricht.
4. Indien op de verbindingswegen, voor zover het niet de openbare weg betreft, voertuigen of transportmiddelen worden gebruikt, zijn de nodige verkeersregels vastgesteld.
5. In gevallen als bedoeld in het vierde lid, is tevens een veilige ruimte voor de voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter bescherming van de voetgangers genomen.
6. De voor voertuigen of transportmiddelen bestemde verbindingswegen zijn gelegen op voldoende afstand van de overige verbindingswegen op de arbeidsplaats.
7. Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de verbindingswegen duidelijk afgebakend.
Artikel 3.19. Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats
1. De afmetingen en het luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zijn arbeid kan verrichten.
2. De afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt.
3. Indien in verband met de aard van de arbeid niet aan het tweede lid kan worden voldaan, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met voldoende bewegingsvrijheid voor de betrokken werknemers beschikbaar.
Artikel 3.20. Ontspanningsruimten
In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid daarvan is een gemakkelijk toegankelijke ruimte beschikbaar waar de werknemers de pauzes kunnen doorbrengen. Deze ruimte is daartoe geschikt alsmede, afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen.
Artikel 3.21. Nachtverblijven
Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte, gelegen tussen het einde en het begin van de dagelijkse arbeidstijd, plegen te verblijven in het bedrijf of de inrichting waar zij werkzaam zijn, is een nachtverblijf beschikbaar. Een nachtverblijf is adequaat ingericht en is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht.
Artikel 3.22. Kleedruimten
1. Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen.
2. Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige, voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden kleedruimten beschikbaar; deze ruimten zijn zoveel mogelijk gelegen in de nabijheid van de open of besloten ruimten waar de arbeid pleegt te worden verricht. Natte werkkleding kan zo nodig worden gedroogd.
3. In de kleedruimten kan kleding die de werknemers tijdens de arbeid niet dragen, op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.
4. Indien de omstandigheden zulks vereisen kunnen de speciale werkkleding en de persoonlijke kleding van de werknemers gescheiden van elkaar, op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.
Artikel 3.23. Wasgelegenheden en doucheruimten
1. Indien werknemers bloot staan aan vuil of stof is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken aanwezig. De wasbakken zijn functioneel geplaatst en naar seksen gescheiden; ze beschikken over koud en zo nodig warm stromend water.
2. Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig. De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar seksen gescheiden; de douches beschikken over warm en koud stromend water.
3. Indien de douche- of wasruimten en de kleedruimten zich niet in dezelfde ruimte bevinden, zijn deze onderling gemakkelijk en binnendoor bereikbaar.
Artikel 3.24. Toiletten en wastafels
1. In een bedrijf of inrichting zijn in de nabijheid van de ruimten waar de werknemers hun werkzaamheden verrichten een voldoende aantal toiletten aanwezig.
2. In of in de onmiddellijke nabijheid van de ruimten waarin de toiletten zich bevinden zijn voldoende wastafels.
3. De toiletten of het gebruik van de toiletten zijn naar seksen gescheiden.
Artikel 3.25. Eerstehulpposten
1. Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, zijn, in aanvulling op artikel 15 van de wet, in het bedrijf of de inrichting voldoende eerstehulpposten aanwezig.
2. In de eerstehulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig.
3. In de eerstehulpposten is een alarmnummer duidelijk zichtbaar aangebracht.
4. De eerstehulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerste-hulpuitrusting.
5. De eerstehulpposten zijn gemakkelijk met brancards bereikbaar.
6. De eerstehulpposten en de eerste-hulpuitrusting zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.